Het dorp Otterlo is in Van Gogh-stemming. In zo’n beetje elke voortuin staat een geïmproviseerde schildersezel van soms wel enkele meters hoog, waarop een met veel huisvlijt nagemaakt schilderij van de beroemde post-impressionist is neergezet. Dat de naar Frankrijk uitgeweken schilder destijds bijna van de honger omkwam, zich uit liefdesverdriet een oor afsneed en zich ten slotte met een kogel door de borst het leven benam, mag de pret niet drukken.

Zijn schilderijen ‘doen’ nu tientallen miljoenen per stuk, met als voorlopig dieptepunt de 60 miljoen euro die onlangs bij Sotheby’s werd neergeteld voor L’Allée des Alyscamps. Het schilderij hangt nu ergens in China, waar een rijke bovenlaag zich graag net zo decadent gedraagt als wij hier in het Westen gewend zijn. Mao zou zich omdraaien in zijn graf als hij ervan hoorde.

Gevraagd naar de reden voor deze lokale feestvreugde, legde de serveerster die mij op het terras een biertje kwam brengen, uit dat het deze zomer precies 125 jaar geleden is dat Vincent van Gogh overleed en dat het nabij gelegen Kröller-Müller Museum daarom een speciale expositie aan hem wijdt. Gelet op het toerisme als prominente bron van inkomsten voor het dorp wilden de inwoners niet achterblijven en werd massaal gevolg gegeven aan de oproep van het feestcomité om de 125e sterfdag van de schilder te gedenken. En of ik zes of twaalf bitterballen bij mijn pilsje wenste.

Ik bracht in dat ik mij het vieren van iemands overlijden in uitzonderlijke gevallen wel kan voorstellen, bijvoorbeeld wanneer het de dood van een wrede dictator betreft. Maar dat het mij een gezondere insteek leek om het geboortejaar van Van Gogh te vieren in plaats van zijn sterfjaar. Een andere terrasgast die het gesprek volgde, bemoeide zich nu met de kwestie. Of ik wel besefte dat het hier om een beroemde Nederlander ging? En dat ons kleine landje in veel dingen groot geworden is, groter zelfs dan menig groot land? En om zijn gelijk te benadrukken stak hij een hand omhoog en telde met zijn vingers in de lucht: de Deltawerken, Michiel de Ruyter, de Verenigde Oost-Indische Compagnie… Ik onderbrak hem bij dit laatste en stak ook een hand in de lucht en telde hem hardop voor: slavenhandel, de roof van kostbaarheden, moordpartijen onder de plaatselijke bevolking …

Ik was nog niet bij de vijf toen andere terrasgasten zich aan mijn tafeltje opdrongen. Waar of ik mee bezig was? Of ik soms van plan was om in hun mooie dorp de revolutie te beginnen? En of ik niet heel snel moest maken dat ik wegkwam?!

Een korte schermutseling volgde waarbij enig glaswerk sneuvelde en voor ik het wist, vloog mij van alles om de oren. Terwijl ik mij uit de voeten maakte hoopte ik nog dat het de piepers van De Aardappeleters waren tot ik er een tegen mijn hoofd kreeg. Toen wist ik zeker dat het ordinaire Otterlose straatkeien waren. Waar een klein dorp al niet groot in kan zijn, bedacht ik, terwijl ik de snel groeiende bult op mijn hoofd betastte: schilderijtjes kwasten, glazen omgooien, keien rapen…

Dus, beste lezer, spoed u vooral naar Otterlo en het Kröller-Müller Museum, maar pas op met vingers opsteken en hardop tellen!

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *