‘Nou, Jannie, proost! Op ons huwelijk!’
De man hief zijn glas in de richting van de vrouw naast hem aan het tafeltje en nam een flinke slok. De vrouw keek verschrikt opzij.
‘Anton, ik heb nog geen eens wat!’
‘Hoezo heb jij nog geen eens wat?’De vrouw wees naar de lege plek voor haar op het tafeltje. Er klonk een gesmoorde snik in haar stem.
‘Ik heb thee besteld, maar die is er nog niet. Hoe kun je dan al toasten?’
‘O,’ zei de man, ‘dan wachten we nog even met toasten.’
‘Maar jij hebt al getoast’, zei de vrouw op klaaglijke toon.
‘Nou, dan toasten we zo meteen toch nog een keer? Dat is toch geen ramp, duifje.’
‘En noem me niet steeds duifje, Anton. Je weet dat ik daar een hekel aan heb.’
De man zuchtte, nam zijn glas weer op, bedacht zich nog net op tijd en zette het weer terug.
De ober kwam aanlopen met in de ene hand een dienblaadje met daarop een dampend glas water en in de andere hand een houten doos. Voorzichtig zette hij het glas voor de vrouw neer en opende uitnodigend de doos.
‘Kijkt u maar rustig hoor, mevrouw, keus genoeg.’
‘Ja,’ zei de vrouw, ‘als het maar geen thee met een zoet smaakje is, want daar houd ik niet zo van.’
De ober liet zijn wijsvinger door de vakjes met theezakjes gaan.
‘Dan kan ik de groene thee aanbevelen, mevrouw. Of anders de klassieke zwarte thee natuurlijk.’
‘De groene thee’, zei de vrouw. ‘Of nee, liever de zwarte. Ach nee, doet u toch maar de groene.’
De ober bleef geduldig glimlachen, gewend als hij was aan de oneindige smaakvariaties bij zijn gasten, maar de man naast haar kreeg een geërgerde blik in zijn ogen. Hij tastte opnieuw naar zijn glas, trok zijn hand schielijk terug en duwde hem vervolgens diep in zijn broekzak om hem daar gevangen te houden in afwachting van betere tijden. Zijn blik dwaalde weg over het terras.
De vrouw dompelde het theezakje in haar glas, roerde er eens flink in en hief het toen triomfantelijk op.
‘Nou, Anton…’
De man schrok op uit zijn gepeins.
‘Wat?’
‘Toasten natuurlijk!’, zei de vrouw.
‘Toasten?’, vroeg de man verbaasd. ‘Hoezo, waarop?’