Samen

Het gebeurt niet vaak dat ik een alleen lopende vrouw tegenkom in het bos. Maar vanmiddag overkwam me dat zowaar. Hoewel, tegenkomen is eigenlijk niet het juiste woord, ze kwam me achterop. Af en toe om me heen kijkend had ik haar al wel zien naderen. Met haar witte haardos en een rode sjaal op een zwarte mantel viel ze enorm op tussen de kalende bomen en was ze al van grote afstand te zien.

Ik heb het daar niet op.

De vogels houden meer van groen en bruin en zwijgen wantrouwig wanneer zo’n fel gekleurd object onder hen doorgaat. Bovendien ken ik maar weinig vrouwen die ongeparfumeerd door het leven gaan en het wild heeft een scherpe neus voor dat soort dingen. Het laat zich dan niet meer zien. Ik hoopte dus dat ze ergens een zijpad in zou slaan, maar telkens als ik even achterom keek, zag ik haar nog steeds hetzelfde pad volgen als ik. Ik begon me te ergeren. Niet dat ik iets tegen vrouwen heb, zelfs niet als ze achter me aan lopen, maar zonder wild en zonder vogels door het bos lopen is voor mij net zoiets als zwemmen in een bad zonder water. Ik besloot daarom mijn pas te vertragen zodat ze mij op een gegeven moment zou passeren. Daarna kon ik dan het eerste het beste zijpad nemen.

Het duurde een kwartiertje, maar al slenterend hoorde ik haar op zeker moment toch dichterbij komen. Toen ze me ingehaald had, bleef ze naast me stil staan.

‘Dag meneer. Ik had heus wel in de gaten dat u steeds langzamer begon te lopen, hoor. Maar u moet niet denken dat ik bang voor u ben. Ik heb zwarte dan karate en in mijn tas heb ik een parapluutje met een heel scherpe punt!’

Ze begon in haar handtas te rommelen maar kon het attribuut niet zo gauw vinden.

‘Nou ja, dat parapluutje ligt nog thuis. Vergeten bij me te steken. Maar ik ben voor niemand bang, als u dat maar weet!’

Ik knikte bedachtzaam.

‘Zwarte dan karate, zegt u’, zei ik. ‘Maar dat zegt u niet goed. Het is eerste dan karate óf zwarte band karate. U moet kiezen.’

‘Dan kies ik zwarte band karate.’

‘Juist’, zei ik. ‘Maar stel nu dat ik een mes bij me heb of een pistool, dan heeft u eigenlijk meer aan jiujitsu dan aan karate.’

‘O, is dat zo?’, zei de vrouw. ‘Nou, doet u dan maar zwarte band jiujitsu.’

‘Akkoord’, zei ik. ‘Dan nog even over dat parapluutje. Daar zit een hele scherpe punt aan, zegt u. Daarmee is het dus eigenlijk een steekwapen en valt uw parapluutje onder de Wet Wapens en Munitie. U dient derhalve over een wapenvergunning te beschikken. Maar ik heb nog nooit gelezen dat iemand een wapenvergunning heeft gekregen voor een parapluutje. Dus u overtreedt de wapenwet en daar staat een fikse gevangenisstraf op.’

De vrouw keek me verschrikt aan.

‘Maar ik zeg u toch net dat ik het parapluutje thuis heb laten liggen!’

‘Maakt niet uit’, zei ik. ‘Het in het bezit hebben van een wapen zonder vergunning is een strafbaar feit, of u het nu in uw handtas hebt of dat het bij u thuis ligt. In beide gevallen bent u strafbaar. Ik wil u alleen maar even waarschuwen.’

De vrouw wreef zenuwachtig over haar voorhoofd.

‘Heel attent van u dat u me even waarschuwt’, zei ze toen. ‘Als ik thuiskom gooi ik dat parapluutje meteen in de vuilnisbak, dat beloof ik u.’

‘Prima’, zei ik. ‘Laten we dan nu verder lopen, want we staan hier maar.’

‘Ja’, zei de vrouw. ‘We staan hier maar. En ik was juist naar het bos gegaan om te wandelen. Houdt u ook zo van wandelen?’

Ik beaamde dat en we liepen samen verder. Ik in mijn wandelschoenen met wat grotere stappen, zij met dribbelpasjes in haar laklaarsjes.

‘En als u straks nodig moet’, zei ze, ‘dan moet u zich van mij maar niets aantrekken, hoor. Dan gaat u maar gewoon even tussen de bomen staan.’

‘Dat is een prettige gedachte’, zei ik. ‘En voor u geldt natuurlijk hetzelfde. Als u moet, ga ik er wel voor staan.’

‘O, nee’,  zei ze. ‘Doet u dat maar niet, want dan kan ik prompt niet meer.’

‘Ik bedoel natuurlijk dat ik dan met mijn rug naar u toe ga staan.’

‘O ja’, zei de vrouw. ’Dat is een goed idee. Dan kunt u meteen zien of er iemand aan komt. Het is wel niet zo druk in het bos, maar je weet maar nooit.’

‘Zo is het maar net’, zei ik.

Toen zetten we er stevig de pas in, want we hadden nog een fikse tocht voor de boeg.

Auteur: Ed Bruinvis

Studeerde voor tekenleraar aan de Arnhemse kunstacademie en normatieve maatschappijleer bij professor Hoefnagels (Radboud Universiteit). Is sindsdien actief in het vredes- en ontwikkelingswerk (Stichting Doca, Platform Arnhem Mondiaal en landelijk Platform tegen Wapenhandel). Publiceert behalve onderzoekswerk ook poëzie (Rivierklei, 2008, De Muze, 2015 en Vage klachten, 2019) en verhalen (Open op zondag, 2010 en Het terras, 2014), in 2017 gevolgd door de novelle Angelie. In 2019 verscheen (digitaal) het boek Arnhem Mondiaal over veertig jaar samenwerkende Arnhemse vredes- en ontwikkelingsorganisaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *