‘Meneer, u zit daar zo alleen aan een tafeltje, mag ik u vragen wat u aan het doen bent?’
‘Ik schrijf.’
‘Ja, dat zie ik wel, maar ik bedoel, schrijft u voor een krant of schrijft u zomaar wat? Of schrijft u soms aan een boek?’
‘Nee hoor, ik schrijf verhalen. Als ik daar de rust voor kan vinden tenminste…’
‘O, maar dan bent u dus een echte schrijver! Wat leuk! Ik ben ook schrijver moet u weten!’
‘Is het echt? Nou, dan zult u net als ik vaak een rustige plek zoeken om te kunnen werken.’
‘Nou en of! Eigenlijk is mijn zus de schrijver van ons tweeën en doe ik de correcties voor haar. Mijn zus is daar namelijk te onrustig voor. Ik weet niet of u onrustig van aard bent maar mijn zus is de onrust zelve. En dan maak je fouten, hè, u kent dat vast wel. En die fouten haal ik er dus voor haar uit. Maar soms moet ik hele zinnen verbeteren, dus je kunt eigenlijk wel zeggen dat ik de schrijver van ons tweeën ben, begrijpt u wel? Mijn zus bedenkt het verhaal en ik doe het eigenlijke werk, zo zit dat.
Maar ik laat mij er niet op voorstaan, hoor. Mijn zus mag met haar naam op de voorkant van het boek staan, dat gun ik haar best want zij heeft het vroeger niet makkelijk gehad. Zij was namelijk de oudste van ons tweeën moet u weten en dan heb je het altijd moeilijker dan de broers of zussen die na jou komen. Je bent als oudste kind eigenlijk een wegbereider, een pionier zou je kunnen zeggen. En die na jou komen profiteren daar dan van, zo gaat dat. En mijn zus was die pionier in een tijd dat je als kind niet serieus genomen werd.
Dat was zo in die tijd. Niemand nam kinderen serieus in die dagen. Soms nog niet, hoor! Er zijn culturen waar vrouwen en kinderen nog steeds niet serieus worden genomen, daar draait alles om de man, u kent die culturen wel. Die culturen wonen ook vast wel bij u in de straat want je komt ze tegenwoordig op bijna iedere straathoek tegen. Maar mijn zus was toen ze jong was al heel serieus met alles bezig. Ik speelde met mijn poppen maar mijn zus schreef versjes en speelde toneel, dat soort dingen. En ze was ook eigenlijk helemaal niet zo braaf als ik. Dus had ze vaak ruzie met mijn moeder, u kent dat misschien ook wel uit uw eigen omgeving. En die ruzies sloegen bij mijn zus dan naar binnen en dat bracht haar aan het schrijven. Tenminste, zo zie ik dat. Was u vroeger ook de oudste van de kinderen?’
‘Ja, maar nu wil ik graag…’
‘Kijk, dat bedoel ik dus. Toen ik u zo zag zitten aan dat tafeltje dacht ik al, die man was vroeger thuis vast de oudste van de kinderen. Je leert daarnaar kijken hè. En als je geleerd hebt om daarnaar te kijken, valt het je ook vanzelf op, zo gaat dat. Maar ik vind wel dat de jongere kinderen dan ook moeten leren om hun oudste broer of zus te helpen met allerlei dingen. Want de oudsten thuis hebben vaak met veel strijd de weg bereid voor hun jongere broers en zussen. Zo zit dat. En dus help ik mijn zus met schrijven. Dus als zij een pagina af heeft belt ze mij op en dan stap ik in de trein en ga ik naar haar toe. Het is een heel eind reizen maar dat doe je dan natuurlijk graag voor je oudere zus, begrijpt u wel?’
‘Goed, maar nu…’
‘Maar hoeveel fouten daar dan soms in die ene pagina zitten zeg, enorm! Dan is ze weer te druk geweest, hè? En dan maak je fouten. Je moet eerst zelf de rust zoeken om te schrijven, zeg ik altijd tegen haar, en dan pas pen en papier pakken. En niet andersom. Maar ja, dan moet je net mijn zus hebben want luisteren ho maar, hè? Rust, daar draait het om bij het schijven.
Maar ja, daar is mijn zus te onrustig voor. Dan gaat ze ’s avonds aan de boemel terwijl ze de volgende ochtend vroeg weer aan het werk moet en dan wordt het weer niets. Of niets, het zou niets worden als ik er niet was! Maar soms heeft de trein vertraging en kom ik een paar uur later aan en dan heeft ze inmiddels twee of drie pagina’s af. En dan heb ik dus een hele middag werk met alles te corrigeren. Mijn zus gaat dan liggen pitten want van schrijven word je moe, zegt ze dan. Ja, vertel mij wat want ik doe op zo’n middag dan het eigenlijke werk, hè? Daarom zeg ik wel eens, mijn zus staat met haar naam op de omslag van het boek, maar ik heb dat boek eigenlijk geschreven, begrijpt u wel?’
‘Ik begrijp het, maar nu wil ik toch echt…’
‘En weet u wat het ook is? Mijn zus trekt zich soms zomaar opeens terug om wat te schrijven terwijl het daar eigenlijk helemaal niet het goede moment voor is. Nu ook weer. We zouden samen naar dit kasteelmuseum gaan voor een rondleiding maar nu is ze weer nergens te vinden! Dan moet ze even naar toilet, zegt ze dan, maar ondertussen gaat ze zomaar ergens aan een tafeltje zitten om wat op te schrijven! Dus nu moet ik haar weer zoeken want die rondleiding begint over een paar minuten. Enfin, dat is het lot van een schrijver, denk ik dan maar. Je moet blijven zoeken en verbeteren, zo gaat dat. In ieder geval was het gezellig om als schrijvers onder elkaar even te hebben kunnen babbelen, nietwaar? Wat schreef u ook alweer, romans?’
‘Nee, verhalen.’
‘O ja, verhalen. Nou, succes ermee!’
een zeer late reactie. Wat is het dan heerlijk om in zo’n rustige omgeving te wonen en een deur op slot te kunnen doen. Jezelf afsluiten van de boze ( als je zulke dames ontmoet) wereld en rustig gaan schrijven.